Maria, staande, met zeer lang haar in strengen, houdt de naakte Jezus, die haar wil omhelzen en op haar linkerhand zit, met de rechter vast. Met de rechtervoet steunend op de maansikkel, verplet zij tegelijk het serpent. Het voetstuk, waarmede het beeld één geheel vormt, vertoont in elk vak de boven vermelde inscriptie over de acht vlakken verdeeld.