Strooipatroon van bloemtwijgjes. Kleine motieven voor kledingstoffen hebben in het derde kwart van de eeuw vaak een damast-subpatroon. Basisweefsel, damast met paarse inslag (32/cm) en schering (60/cm) ; grond in kettingsatijn-8S ; patroon in mattenbinding. Brocheereffekten (16/cm) in inslagkeper-4S gebonden door een zesde van de basisdraden, in gouddraad, -frisé, zilverdraad en -frisé ; het effekt wordt optisch ondersteund door gele (goud) en witte (zilver) lancé-inslagen gebonden door alle basisdraden in inslagsatijn-8 aan de boven- en kettingsatin-8 aan de onderzijde.