Van elkaar verschillend, vormen beide engelen toch pendant. Gekleed in koorkap met franje, houden zij elk met beide handen, meer naast dan voor zich, een toorts iets groter dan zijzelf en waarvan de bovenste helft getorst is en eindigt met een pin. Zij kijken de andere kant uit, waar hun knie zich onder het gewaad duidelijk aftekent, bij 2254 de linker-, bij 2255 de rechterknie. Hun handen zijn bijna gestrekt, hun haar valt in krullende lokjes, hun gezicht is lang.