Het is een bonte troep die Bruegel verbeeldt op een besloten binnenhof, waarvoor hij zeker inspiratie zal hebben opgedaan bij opvoeringen tijdens markten, kermissen en jaarfeesten: een evenwichtskunstenaar, een poppenspeler, een nar met een trommel en dansende hondjes, een goochelaar met het aloude 'balletje-balletje'-spelletje, een nar met een hoepel, messenslikkers en nog veel meer. Opmerkelijk is de goocheltruc helemaal links, die in Bruegels tijd bekend stond als 'de onthoofding van Johannes de Doper', maar die hier - in een mooie beeldrijm pal aan de andere kant van de heilige Jacob - evenzeer een speelse en typisch Bruegeliaanse allusie is op de onthoofding van Jacobus zelf. (Informatie verkregen uit de catalogus 'Pieter Bruegel ongezien!')