Op een beklede mensa staat het kind Jezus, gehouden door Maria, van wie het de rechterhand gegrepen heeft, terwijl zijn linker de wereldglobe (?) houdt. Achter Maria, uiterst links, een even jonge vrouw, die in de rechter een korfje met twee tortels draagt en met de andere een (afgebroken) kaars (?) in de hoogte houdt. Van rechts wendt de priester zich tot het groepje met over zijn handen een doek. Kop en hals van Maria zijn afgebroken en opnieuw aangezet. Weder aangezet is ook de mansfiguur, die middendoor gebroken was.