'Laat mijn tong mij niet verleiden' want anders rust de toorn van God op mij. Dat zijn de openingswoorden van psalm 38. Over die verleiding en toorn vertelt de miniatuur. Aäron en Mirjam, broer en zus van Mozes, spraken kwaad over hun broer. Maar Jahweh kwam dat te weten en strafte hen: Mirjam werd Melaats. Daarop zegde Aäron tot Mozes: 'Ach heer, laat ons toch niet lijden voor de zonde die wij in onze dwaasheid begingen.' De miniatuur toont hoe ze smeken en hoe Mozes voor Mirjam ten beste spreekt. Maar de melaatsheid zal pas na zeven dagen verdwijnen (Numeri 12, 1-16).