Onderling geheel verschillende vrouwe-en manskopjes met sterke individualiteit in fysionomie, en typering in haardracht en hoofddeksel. Behalve enkele grimassen, herkent men een keizer, een koning, een paus, een bisschop, een ridder, een edelvrouw, een pelgrim, een Moor, e.d. Gelijkenis bestaat in de opgetrokken wenkbrauwen, de ruitvorm van de ogen, de uitgeboorde pupillen, de dikke neusvleugels, wat alleen door een vergrootglas merkbaar is.