Door Hoogewerff gesitueerd in de Amsterdamse periode. Het religieus tafereel, waarmede Aertsen de achtergrond van meest al zijn 'keukens' vult of versiert, ontbreekt hier geheel. Het stilleven, alhoewel ruim uitgestald, wordt nog beheerst door de handelende figuren. Ons werk is volgens Genaille (1954) kenmerkend voor een bepaald stadium in de verovering van Aertsen's eigen stijl.
, 140, 152 vlg., 531, 148-150, 36, 13-14 (over het mes dat de kannekijker draagt), 116 (over de broodjes), 25-29, 276, 283 nr 18, 285 nr 35, 88, 201, 1, 35, 84, 306, 125, 128 (over het dichtmaken van de worst), 139-141, 45-46